uit de weg gaan


uit de weg gaan 1.0

opzijgaan, weggaan, zodat men geen hinder of geen belemmering meer oplevert voor de doorgang of plaats van iemand of iets

Algemene voorbeelden


Wij zijn wat opzij gegaan, uit de weg.

Liliane, of De spiegelingen van leugen en liefde, Clem Schouwenaars,

Ga es uit de weg, zei ze tegen mij.

Twee vorstinnen en een vorst, R.J. Peskens,